|
Inleiding Op deze pagina werkt Frans van Schooten twee werkstukken heel summier uit:
Aanvullend presenteren we op deze webpagina een originele variant op werkstuk V die niet had misstaan in de "Mathematische Oeffeningen".
Werkstuk V gaat over het trekken van een lijn loodrecht op een lijn door een punt op of buiten die lijn.
Dat is een uitbreiding van Werkstuk IV waar een willekeurige lijn loodrecht op een andere lijn getekend wordt.
Dit werkstuk IV staat op | |
Opdracht Gegeven een lijn door twee punten A en B, gevraagd wordt om een lijn te trekken door enig punt C, loodrecht op lijn AB. | ||
|
||
Alternatief C op AB Gegeven de lijn door de punten A en B en punt C op lijn AB, gevraagd wordt om een loodlijn door C te construeren. | ||
Applet De tekening is overgenomen van | ||
Bewijs Het bewijs voor beide alternatieven gaat in twee stappen. Eerst bewijzen we dat driehoek CDB gelijk is aan driehoek CEG, daarna dat CEFH een rechthoek is en dat dus CH loodrecht op BC staat. De eerste stap is essentieel in het bewijs, maar leerlingen zijn geneigd die over te slaan en lopen dan vast. Het bewijs met de rechthoek sluit aan bij de eigenschappen van een rechthoek die leerlingen in de brugklas leren. Leerlingen kennen ook andere bewijzen. Rick werkt algebraïsch en benoemt de hoeken. Deze techniek wordt in de onderbouw geleerd, maar leerlingen vinden het lastig om foutloos te werken. Paul herinnert zich de stelling van Thales en is snel klaar. Driehoek CDB is gelijk aan driehoek CEG want overstaande hoeken zijn gelijk en ook de aanliggende zijden zijn gelijk: ∠BCD = ∠ECG en BC = CG en CD = CE. Gevolg is dat BD = EG. Gelijkbenige driehoek CDB is dus gelijk aan gelijkbenige driehoek CEG. Vanuit punt G zijn de vier lijnen even lang. Dat is bewezen voor CG = EG en GH en GF zijn volgens de constructie net zo lang en liggen bovendien in het verlengde. De lijnen CGF en EGH zijn diagonalen van vierhoek CEFH. Bovendien snijden ze elkaar middendoor. Daarom is CEFH een rechthoek en dus staat CH loodrecht op CE en dus op BCE en dus op BC. Daarmee is het gevraagde bewezen.
Een derde variant maakt gebruik van de (omgekeerde) stelling van Thales:
Als C op de cirkel met middellijn AB ligt, dan is driehoek ABC een driehoek die rechthoekig is in punt C.
Over de diagonalen van een rechthoek
Het bewijs dat een vierhoek met evenlange diagonalen die elkaar middendoor snijden een rechthoek is,
gaat alsvolgt. ∆CGH en ∆EGF zijn gelijkbenig met evenlange benen en gelijke tophoek,
want de overstaande hoeken in G zijn gelijk.
Dus zijn de driehoeken aan elkaar gelijk: ∆CGH = ∆EGF.
Gevolg is dat de basiszijden gelijk zijn: CH = EF.
De paarsgewijs gelijke hoeken, ∠HCG = ∠CHG en ∠FHG = ∠HFG,
zijn samen twee rechte hoeken (180°) want de som van de drie hoeken van een driehoek is altijd twee maal een rechte hoek.
De helft daarvan, ∠CHF = ∠ CHG + ∠GFH is dus een rechte hoek (90°).
| ||
|
||
Opdracht Gegeven de lijn door de punten A en B en punt C buiten lijn AB, gevraagd wordt om een loodlijn door C te construeren. | ||
Applet De tekening is overgenomen van Uitvoering
In dit alternatief combineren we de werkstukken van
Gegeven zijn de lijn AB en gegeven is punt C.
Kies een punt D, en maak het vlinderstrikje ABDFE.
Trek loodlijn GEH.
Trek evenwijdige lijn CJ.
Resultaat is de gevraagde loodlijn CJ.
| ||
| ||