wijz / alsoo de linien AB, AD, en GH in gelegentheyt gegeven zijn / se sal oversulcx oock de wijtte tussen beyde punten A en G gegeven zijn; in voegen soo die genoemt wort k, dan sal BG zijn
k − x
; maar
k + x
, soo A valt tussen B en G; en
− k + x
, soo G quaem tussen A en B te vallen. s'Gelijcx / dewijl / om de gegeve hoecken des ∆ks BNG, oock gegeven is de reden van de syde BG tot de syde BN: soo sal / als men die stelt als van z tot e, BG zijnde
k − x
, BN wesen
ek − ex
z
en CN zijn
zy + ekex
z
. Wederom / also in den ∆CNH alle de hoecken gegeven zijn / so sal oversulcx mede de reden van de syde CN tot de syde CH gegeven zijn / dewelcke gestelt zijnde als van z tot f; soo sal CH wesen
fzy + efk − efx
zz
. Eyndelijck dewijl om de linien AB, AD, en KI, die in gelegentheyt gegeven zijn / oock gegeven is AI, tussen beyde punten A en I: soo sal / als men die noemt l, BI zijn
l − x; maer l + x
, soo A valt tussen B en I; en
l + x
, soo I quaem tussen A en B te vallen. Wyders / dewijl / wegens de gegeve hoecken des ∆ks OBI, oock gegeven is de reden van de syde BI tot BO: Soo sal / so men die stelt als van z tot g, BI zijnde l − x, BO wesen
gl − gx
z
/ en CO zijn
− zy + gl − gx
z
. Op deselve wijz / alsoo de hoecken des ∆ks OCK gegeven zijn / en dien-volgens oock de reden van de syde CO tot de syde CK: soo volgt / soo men die stelt / als van z tot h, dat CK wesen sal
− hzy + ghl − ghx
zz
. Ende soo voorts / soo daer meer linien in gelegentheyt gegeven zijn.

Alwaer blijckt / soder so veel linien in gelegentheyt gegeven zijn als men wil / datmen altijt de grootte van yder liny / die uyt het punt C tot elck een derselve in een gegeven hoeck getrocken wort / in diergelijcke termen uytdrucken kan. Daer by te letten staet / dat / als de gegeve linien met AB even-wydig zijn / dat geen derselve termen en komen / die uyt x bestaen/ dat is / in welcke x gevonde nwort; en soo de gegeve linien met CB even-wydig zijn / datter dan geen termen en komen / bestaende uyt y. En eyndelijck / wat de teyckens + en − belangt / dat derselve op so menigerhande wijz / als yemant de gelegentheyt der gegeve linien anders en anders verdencken kan / konnen verandert voor-komen. Daer beneffens / dewijl 't blijckt / dat de lengte van yder der getrocke linien in soodanige termen wort uyt-gedruckt / waer in alleen komt x of y; ende niet xx of yy: soo volgt / dat / niet tegenstaende de grootte van yder derselve linien vorder met de grootte van een ander gegeve liny wort vermenichvuldigt / daer alsoo nochtans noyt geklommen en wort tot xx of yy. Het welcke dan bewijst / dattet punt C in een rechte liny komt te vallen / die in gelegentheyt gegeven is. als volgende wort betoont.

Hierom om te komen tot de bepaling van het punt C, dewijl CB, dat's / y, vermenichvuldigt met m, komt my; en CD, dat's /
byabx
zzz
met n, komt
hnyabnx
zzz
; ende voorts CF, CH, en CK vermenichvuldigt met o, maecken

dozy