Om,
  Uyt een gegeve punt A, buyten een voorgegeve onbepaelde rechte liny NP, een rechte liny te trecken, als AC, sulcx, soo men van 't eynde derselve C tot de voorgegeve liny NP een ander rechte liny treckt, als CP, in een gegeven hoeck E, dattet 't vierkant der eerst-getrocke liny AC soo groot zy als een vierkant, begrepen van een gegeven liny AB, en een ander, als NP, die tot een gegeve punt N in de voorgegeve liny NP van de lest-gehaelde CP wort af-gesneden.

't Werck.

Want ghetrocken hebbende door A de liny FD even-wydig met NP, ende in deselve genomen AB gelijck de gegeven liny / soo zy uyt N getrocken de liny NF in den gegeven hoeck E, tot datse FD ontmoet in F: dan sal / werckende als in't voorgaende Werck-stuck / 't van AC soo groot wesen alsset besloten van AB en FD, dat's NP. Als begeert was. Waer van 't Bewijs door 't voorgaende openbaer is / ende op yder punt C gepast kan worden / genomen in den omtreck.

Hierom:

Soo een rechte liny in gelegentheyt gegeven zy, ende uyt een gegeven punt in deselve een rechte liny getrocken wort, van welckers eynde tot de gegeven liny een rechte liny wert gehaelt, die, oft aen deselve, oft aen een ander gegeven liny gelijck is, wiens vierkant soo groot sy als het vierkant, begrepen van een gegeven liny, ende een ander, die, oft tottet gegeve punt, oft tot eenich ander gegeve punt in

de