XIII. WERCK-STVCK.

Uyt twee gegeve punten M, N, in een voorgegeve onbepaelde rechte liny AD, twee rechte linien t'samen te trecken, als MC, NC; sulcx, soo men van 't punt C, daer deselve t'samen komen, een rechte liny treckt, als CD, in een gegeven hoeck E, tot de voorgegeve liny AD: dat het verschil der vierkanten van de t'samen-getrocke linien MC, NC soo groot sy als een vierkant, begrepen van een gegeven liny 4AB, ende een ander, als OD, die tot een gegeven punt O in de voorgegeve liny AD van de lest-getrockene CD wort af-gesneden.

't Werck.

Gedeelt hebbende MN in twee gelijcke deelen in A, soe stelt AB gelijck het ¼ deel der gegeven liny / en haelt AH in den gegeven hoeck E. Voorts treckt AI recht-hoeckig op AH, tot dat deselve ontmoet de recht-staende BI in I, en haelt MI. Dan vindt a tot MB, BA, en OA een 4de even-reednige liny AF, (dat is / dat MB zy tot BA, als OA tot AF) en treckt uyt F d'oneyndige FHC, door-snijdnde MI recht-hoeckig in G: dan sal / soo men in deselve een punt neemt / waer 't valt / als C, en treckt MC, NC, voorts CD even-

wydig