Schets bij opdracht 32

|
Uitwerking Opdracht 32
Gegeven zijn twee rechthoekige driehoeken, ABC en CDE,
waarvan de basis evenwijdige zijn en ook |BC| = |DE|.
Te bewijzen is dat de basishoeken van ∆CAE even groot zijn: ∠CAE = ∠CEA.
- Gegeven is:
- driehoek ABC met rechte hoek in punt C
- driehoek CDE met rechte hoek in punt E
- zijde AB evenwijdig aan zijde DE
- |BC| = |DE|
- Te bewijzen:
Aanpak is om aan te tonen dat driehoek ACE gelijkbenig is.
Laat je niet afleiden door de hoeken van punt F!
- De driehoeken AFQ en AEP hebben twee gelijke hoeken (gegeven)
en ook de tussenliggende overeenkomstige zijden zijn even lang, |BC| = |DE| (gegeven)
daarom (ZHZ) zijn beide driehoeken congruent
en dus zijn ook de andere overeenkomstige zijden even lang, met name |EC| = |AC|.
- Omdat |EC| = |AC| (vorige stap)
daarom is ∆ACE gelijkbenig.
en dus ∠CAE = ∠CEA.
- Conclusie: ∠CAE = ∠CEA.
☐
| |